Taiwan en China vieren deze week dat het honderd jaar geleden is dat de keizertijd ten einde kwam. De revolutie van oktober 1911 bracht de Republiek China, maar een burgeroorlog leidde in 1949 tot boedelscheiding. Taiwan is anno 2011 met 23 miljoen inwoners na jaren van rechtse dictatuur een redelijk florerende meerpartijenstaat geworden. De Volksrepubliek China, met ruim 1,3 miljard onderdanen op het vasteland, is met verlicht autoritair bestuur inmiddels de tweede economie ter wereld. De twee China’s zoeken ondanks de politieke verschillen steeds meer toenadering.


TAIPEI – ‘Het Landschap Herenigd’, heet de tentoonstelling die dit jaar de grote publiekstrekker is van het Paleismuseum van Taipei. Stralend middelpunt: ‘Het verblijf in de bergen van Fuchun’, een reuzendoek – bijna zeven meter lang – van Huang Gongwang, grootmeester in landschapsschilderingen uit de Tang dynastie (618-907).

In 1949 werd het monumentale doek opgesplitst. Aan het slot van de Chinese burgeroorlog ging het langste deel (6,36 meter) met de nationalistische leider Chiang Kai-shek naar Taiwan, het restant (0,51 meter) bleef in de jonge Volksrepubliek China van Mao Zedong.

Nu is het voor het eerst weer integraal te zien. Het Paleismuseum van Taiwan heeft het in bruikleen van de collega’s in Peking, na lang onderhandelen.

De symboliek ligt voor het oprapen, stekelige grapjes ook. Wees maar blij dat we destijds zoveel kunst meenamen, zeggen sommige Taiwanezen. Anders was het tijdens Mao’s Culturele Revolutie misschien vernield.

De tentoonstelling in Taipei geldt als een mijlpaal in de bijzondere verhouding tussen de twee China’s.

Officieel verkeren de twee nog steeds in staat van oorlog, maar sinds de Nationale Partij (Kuomintang, KMT) in 2008 weer de leiding in Taiwan overnam van de Democratische Progressieve Partij (DPP), is er behalve economische samenwerking ook een groeiend cultureel en politiek contact.

Het is een typische gedoogrelatie, waarbij de grote kwestie – wat is Taiwan nu; een land of een Chinese provincie? – zorgvuldig wordt gemeden.

‘Alleen het ondertekenen van een eventueel verdrag zou al een groot probleem zijn’, zegt de Taiwanese politicoloog Kao Yuang-Kuang. ‘Moet dat in naam van de Taiwanese regering? Dat zou Peking niet accepteren.’

Op Taiwan is de DPP voor zelfstandigheid, een haast zekere ramkoers. De Kuomintang zoekt een pragmatischer weg, zegt historicus Huang Chun-chieh van de Nationale Universiteit van Taiwan.

De politiek van de huidige KMT-president Ma Ying-jeou draait om de ‘drie nee’s’: geen hereniging, geen scheiding, geen militaire interventie. Een diplomatiek bestand op basis van de status quo.

‘Het is wat passief’, erkent de historicus. ‘Maar Ma heeft niet veel keuze.’

China is militair aanzienlijk sterker, maar Taiwan oefent wel een onzichtbare druk uit. ‘Al die Chinezen op het vasteland kijken naar ons en zeggen: we zijn allemaal Chinees – hoe kan het dat die 23 miljoen Chinezen op dat eiland kunnen leven in vrijheid, gelijkheid en broederschap, terwijl wij ??n partij moeten gehoorzamen?’

Wat volgens Kao verdere toenadering in de weg kan staan, zijn twee tegengestelde trends. Taiwan ziet toekomst in een internationale, open politiek, China zet in op een sterke eigen cultuur. ‘China wil een supermacht zijn. Taiwan is daar veel te klein voor. Taiwan zal steeds internationaler worden, terwijl China steeds nationalistischer wordt.’ Toch geloven beide wetenschappers dat op lange termijn een hereniging mogelijk is. Misschien duurt het 20 jaar, misschien 40 of zelfs 80 jaar. Het komt aan op geduld, die vitale oud-Chinese waarde, zegt Huang.

‘Chinezen, zijn gewend de zaken op de lange termijn te beschouwen. Alleen geduld kan de ingewikkelde problemen oplossen die leven tussen Taiwan en de Volksrepubliek.’

Pay-Uun Hiu

——————————————————————————————–

‘Ik hoop dat het goed komt tussen ons en de Taiwanezen’
SHANGHAI. Wang Ying (26, vertaalster, Shanghai), was een van de eerste Chinese toeristen die individueel, zonder de controle van een reisgezelschap, Taiwan bezochten. Ze zorgde ervoor dat haar ouders onlangs ook konden gaan kijken.

‘Voor hen was het de vervulling van een droom. Toen ze jong waren dienden ze in het Rode Leger aan de kust bij Xiamen. Op heldere dagen kon je Taiwan zien. Vliegtuigen dropten soms pamfletten. ‘Taiwan is een prachtig, vrij paradijs’, stond erop.

‘Mijn vader had een radio waarmee hij stiekem op een Taiwanese zender afstemde, die speelde mooie Chinese liedjes. Hij verstopte zich dan onder een dikke deken, want luisteren naar de vijand was uit den boze.

‘Nu konden ze eindelijk Taiwan met eigen ogen zien. Ze waren met een groep van vooral gepensioneerde ambtenaren. De trip was strak geregeld. Zo hebben ze in een week de hoogtepunten van het eiland bezocht. Mijn moeder genoot van de kunstschatten in het Paleismuseum, zoals de kool van jade. Er zit zelfs een klein wormpje op, vertelde ze.

‘Ze keken wel op van de Falun Gong. Aanhangers van die sekte zaten bij het museum te mediteren. Ze reikten ook pamfletten uit. De meeste leden van de groep negeerden het. Maar een man werd heel boos. ‘De Falun Gong is een kwaadaardige sekte’, zei hij. ‘Hoe kunnen jullie daar in trappen! Die sekte roept mensen op zichzelf in brand te steken, dat heb ik zelf op het tv-journaal gezien.’

‘En zo ging hij maar door, wel tien minuten lang. Uiteindelijk heeft m’n vader hem meegetrokken, want de hele trip liep vertraging op. ‘Laat die mensen toch, het is hun vrije keuze, al vinden wij het niks. Kom, we gaan!’

‘Dat incident veroorzaakte wel rumoer in de bus. Veel mensen begrepen niet dat zo’n sekte daar zomaar mocht zijn.’

‘Toen ik zelf op bezoek was, kon ik gaan en staan waar ik wilde. Het valt me op dat Taiwan meer ontspannen voelt dan de rest van China. Het begint al als je aankomt op het vliegveld van Taipei met ‘Mr Huang’s Happy Bus’. Daar word je vrolijk van – en de mensen zijn ook aardiger tegen je.

‘Je merkt dat Taiwanezen zich zorgen maken over China. Op de stoep van het gerechtshof van Taipei kwam ik een rechter tegen die me spontaan uitnodigde voor een rondleiding. Dat zou bij ons ondenkbaar zijn.

‘Hij vertelde hoe argwanend hij is – of wij Taiwan niet willen opslokken. Later kwam ik bij het parlementsgebouw demonstranten tegen. Ze stonden met een platte kar op de stoep, er hingen leuzen voor Taiwanese onafhankelijkheid. Een oud-lerares vertelde dat ze China had bezocht, en dat ze geschrokken was van de armoede hier en daar.

‘Taiwan is zoals ik hoop dat China over twintig jaar zal zijn. Ordelijker, groener, minder stress. In Taipei heb je wel wolkenkrabbers, maar het is allemaal menselijker. Je hebt mooie parkjes en er zijn gezellige buurten met leuke restaurants en winkeltjes. De lucht is niet zo vuil, Taiwanezen houden zich ook beter aan de verkeersregels.

‘In het Paleismuseum zag ik hoe Chinese toeristen zich kunnen gedragen. Ze maken er met z’n duizenden een lawaai alsof het een winkelcentrum is. Ik begrijp dat andere mensen zich daaraan ergeren. Sommige Chinese bezoekers doen bijna alsof Taiwan van hen is.’

‘Heel apart vind ik de verkiezingen. In het zuiden van Taiwan kwam ik een verkiezingskaravaan tegen, een paar vrachtwagentjes en busjes met grote luidsprekers erop, met borden met de namen en afbeeldingen van kandidaten van verschillende partijen. Het leek wel een trouwstoet, zo vrolijk zag het eruit.

‘Politici die naar je stem dingen, dat lijkt me wel mooi. Een van de kandidaten was een vrouw die maar een paar jaar ouder was dan ik. Ik hoorde van mensen in het dorp dat ze uit een rijke familie komt en dat veel kandidaten zakenlui zijn die stemmen kopen. Je stem zou honderd euro waard zijn.

‘Als we in China vrije verkiezingen willen, kunnen we beter eerst de ervaringen in Taiwan bestuderen, zodat dit soort misbruik kan worden voorkomen. Maar alles bij elkaar heeft Taiwan mijn hart gestolen. Ik hoop dat het goed komt tussen ons en de Taiwanezen. We kunnen veel van elkaar leren.’

Hans Moleman